Les 1
Lesdoelen
Kerndoelen 40, 41 en 51
De kinderen..
-
kunnen vertellen wat de ‘voedingskringloop’ betekent;
-
kunnen zelf een voedingskringloop uitwerken aan de hand van afbeeldingen van planten, dieren en schimmels en bacteriën en deze voedingskringloop beschrijven;
-
weten dat planten hun voedingsstoffen opnemen doordat deze oplossen in water dat zij met hun wortels opnemen;
- weten dat de voedingskringloop een zich eeuwing herhalende cyclus van groei en afbraak;
Lesactiviteit.
Voor de les begint, tekent de leerkracht de boom op het schoolplein na op het bord (inclusief de wortels). Richt de aandacht van de klas eerst op de boom buiten en stel hen de volgende vragen: Hoe is die boom zo groot geworden en wat was daarvoor nodig? Blijf vragen stellen tot je de volgende vier factoren uit de klas hebt gekregen, of vul eventueel zelf aan: zonlicht, water, lucht en voedingsstoffen. Deze les richt zich op de laatste factor, de voedingsstoffen. Want hoe zijn die in de grond gekomen? En hoe kan een boom die stoffen vervolgens opnemen? Het doel hiervan is dat de kinderen leren wat de voedingsketen is. Ook leren de kinderen hoe bomen de voedingsstoffen innemen.
De kinderen krijgen een verwerkingsopdracht waarbij zij zelf plaatjes kunnen invullen over de voedingsketen van een boom.
Les 2
Lesdoelen
Kerndoel 41
De kinderen...
-
leren dat planten vier dingen nodig hebben om te groeien, namelijk: zonlicht, lucht, water en stoffen uit de grond;
-
weten op welke grondsoorten tuinkers wel en niet groeit en op welke grondsoort tuinkers het best groeit;
-
leren onder begeleiding de vier fasen van de onderzoekscyclus te doorlopen: hypothese opzetten, verwachtingen formuleren, resultaten meten en conclusie trekken;
-
leren samen te werken, te overleggen en met elkaar in discussie te gaan.
-
leren het belang van eerlijk onderzoek, dat wil zeggen: ze kunnen uitleggen waarom het belangrijk is dat zoveel mogelijk factoren in het experiment hetzelfde zijn.
Lesactiviteit.
In deze les gaan de leerlingen zelf een experiment uitvoeren: ze gaan planten kweken in potjes met verschillende grondsoorten.
Het doel van het experiment is te onderzoeken welke grondsoort de meeste voedingsstoffen bevat, dit gaan ze onderzoeken door tuinkers te kweken in alle vier de potjes en te meten in welk potje de tuinkers het beste groeit. Ze hebben immers eerder geleerd dat planten hun voedingsstoffen uit de bodem halen en dus is het logisch dat een grond met veel voedingsstoffen meer eten bevat voor de planten, waardoor ze sneller kunnen groeien.
Les 3
Kerndoel 44
Lesdoelen
De kinderen...
-
leren dat de ene grondsoort water beter vasthoudt dan de ander, en dat ook dit van invloed kan zijn op plantgroei;
-
weten dat klei geen water doorlaat en dat dit van invloed is op het ontkiemen van zaadjes;
-
leren dat je in sommige gevallen kunstmest kunt gebruiken om meer voedingsstoffen in de grond te brengen, maar dat dit niet altijd werkt.
Lesactiviteit.
Tijdens de les over de voedingsstofkringloop hebben de leerlingen geleerd dat planten ook water nodig hebben om voedingsstoffen op te nemen. Mogelijk hebben enkele leerlingen in les 2 zelfs al geconcludeerd dat zand en grind het water te snel laten weglopen, waardoor de tuinkers niet ontkiemde. Demonstreer dit effect nogmaals aan de hand van de niet-ingezaaide potten met zand, grind en donkere aarde. Nu alle leerlingen hebben gezien wat je bedoelt, kun je een stap verder gaan. Namelijk: wat gebeurt er als het water juist nergens heen kan? Pak een stuk rivierklei en bedek hiermee het zand, het grind en de donkere aarde in hun potten. Giet hier vervolgens water over. Dit water blijft staan. Vraag nu aan de leerlingen: wat gebeurt er nu als ik hier tuinkerszaadjes in doe? Inventariseer je de antwoorden en voer dit experiment uit. Na een week bekijk je het resultaat met de klas en bespreek je dit.
Les 4
Kerndoelen 47 en 50
Lesdoelen
De kinderen...
-
kunnen in de atlas van Nederland aflezen uit welke grondsoort de bodem bestaat;
-
kunnen in de atlas van Nederland aflezen wat voor planten er in een bepaald gebied groeien (bos, akkers, weiland, heide, veen);
-
kunnen een relatie trekken tussen de grondsoort en de daar voorkomende vegetatie;
-
kunnen vertellen dat niet alle planten een voedingsrijke bodem nodig hebben, en dat hierdoor verschillen in vegetatie ontstaan tussen gebieden met verschillende grondsoorten.
Lesactiviteit.
In deze les gaan de leerlingen op onderzoek aan de hand van kaarten van Nederland. Ze leren dat er verschillen zijn in het type vegetatie tussen gebieden in Nederland en dat deze verschillen samenhangen met de samenstelling van de bodem. Dit doen ze door verschillende kaarten van Nederland met elkaar te vergelijken. Eerst bestuderen ze de kaart waarop staat aangegeven wat voor soorten planten er groeien in verschillende gebieden. Vervolgens knippen ze plaatjes uit van de verschillende soorten planten waarin de atlas onderscheid maakt en deze op de juiste gebieden in te plakken in de kaart van Nederland waarop de bodemsoorten staan aangegeven. Op deze manier ontdekken de leerlingen een verband tussen het type bodem en het type plant dat daar groeit. Vervolgens bespreekt de leerkracht met hen waarom dit zo is. Daarbij komt aan bod dat maar weinig planten (heide, naaldbomen, helmgras) kunnen groeien op voedingsarme grond en dat dit planten zijn die het minder goed doen op voedingsrijke grond. Hierdoor ontstaat er een verschil in vegetatie.
Maak jouw eigen website met JouwWeb