Les 2

Vooraf.

De kinderen hebben in de vorige les geleerd over de voedingskringloop en hoe planten voedingsstoffen opnemen uit de bodem met hun wortels. De kinderen hebben daarbij geleerd dat planten water nodig hebben om deze voedingsstoffen op te nemen. In deze les is er tevens vanuit gegaan dat de leerlingen bekend zijn met de begrippen Hypothese, Verwachting, Resultaat en Condlusie. Mocht dit niet het geval zijn in uw klas, dan kan de leerkracht dit ondervangen door deze begrippen toe te lichten aan de hand van het werkblad.
 

Lesdoelen:

De kinderen

  • leren dat planten vier dingen nodig hebben om te groeien, namelijk: zonlicht, lucht, water en stoffen uit de grond;

  • weten op welke grondsoorten tuinkers wel en niet groeit en op welke grondsoort tuinkers het best groeit;

  • leren onder begeleiding de vier fasen van de onderzoekscyclus te doorlopen: hypothese opzetten, verwachtingen formuleren, resultaten meten en conclusie trekken;

  • leren samen te werken, te overleggen en met elkaar in discussie te gaan.

  • De leerlingen leren het belang van eerlijk onderzoek, dat wil zeggen: ze kunnen uitleggen waarom het belangrijk is dat zoveel mogelijk factoren in het experiment hetzelfde zijn.

 

Lesactiviteit.

In deze les gaan de leerlingen zelf een experiment uitvoeren: ze gaan planten kweken in potjes met verschillende grondsoorten.

Leg het experiment aan de klas uit: in een eerdere les hebben ze geleerd over de voedselkringloop. In deze les gaan ze onderzoeken in welke grondsoort de meeste voedingsstoffen zitten voor planten. Om dat te onderzoeken krijgt ieder tafelgroepje vier glazen potjes, met in elk potje een andere grondsoort, namelijk: grind, zand, donkere aarde en een combinatie van deze drie. Ook krijgen ze een zakje tuinkers, wat water voor de zaadjes en een werkblad.

 

Experiment

Het doel van het experiment is te onderzoeken welke grondsoort de meeste voedingsstoffen bevat, dit gaan de kinderen onderzoeken door tuinkers te kweken in alle vier de potjes en door te meten in welk potje de tuinkers het beste groeit. Ze hebben eerder geleerd dat planten hun voedingsstoffen uit de bodem halen. Daarom is het logisch dat een grondsoort met veel voedingsstoffen meer eten bevat voor de planten, waardoor de tuinkers sneller kan groeien. Voor het experiment bespreken de kinderen eerst met hun groepje in welke grondsoort zij denken dat de meeste grondstoffen zitten en in welke grond de minste. De voorspelling schrijven ze op hun werkblad, onder het kopje ‘Hypothese’. Vervolgens doen ze een voorspelling over in welk potje ze denken dat de tuinkers het meest zal groeien, dit schrijven ze op onder het kopje ‘Verwachting’. Neem ook kort de achterkant van het werkblad met de klas door (Resultaat en Conclusie), maar vertel erbij dat ze daar pas volgende week iets in hoeven te vullen.

 

Bespreek vervolgens met de groep het belang van eerlijk onderzoek, aan de hand van een paar factoren waar ze op moeten letten: Het is de bedoeling dat alle potjes op een plek staan waar dezelfde temperatuur heerst en waar ze evenveel zonlicht krijgen. Bovendien dienen alle potjes ongeveer dezelfde hoeveelheid zaadjes te bevatten en evenveel water te krijgen (en dat ze bovendien niet te veel, maar ook niet te weinig water krijgen - dit kunnen ze afmeten in de maatbeker). Alleen op die manier is het experiment eerlijk. Schrijf deze voorwaarden op het bord en ga met de leerlingen in gesprek over waarom dat belangrijk is.

 

Zet nu de groepjes aan het werk. Voor je het materiaal uitdeelt, kun je hen kort de tijd geven om over hun hypothese en verwachtingen te discussiëren. Nadat het materiaal is uitgedeeld, zie je er als leerkracht op toe dat ieder groepje voldoet aan de voorwaarden die je op het bord hebt geschreven. Wanneer de tuinkers is ingezaaid en bewaterd, zetten de leerlingen alle potjes in de vensterbank en laten deze een week met rust.

 

Bespreken

Na een week tijd bespreekt de leerkracht de resultaten met de leerlingen. Wat hadden ze van tevoren opgeschreven over de invloed van de grondsoort op de groeisnelheid? Met andere woorden: wat was hun hypothese? En in welk potje hadden ze verwacht dat hun tuinkers het snelst zou groeien? Wat was hun verwachting? Vervolgens meten de leerlingen de resultaten van hun experimenten. De leerlingen halen hun potjes uit de vensterbank en meten met een liniaal hoe groot de tuinkersplantjes zijn geworden. De kinderen vullen deze resultaten in, in de tabel op het werkblad. Samen beantwoorden de kinderen de vragen onder het kopje Conclusie. Bespreek met de klas hun bevindingen. Waren deze zoals ze hadden verwacht? Welke verklaring hebben ze daarvoor? Waren er ook afwijkende bevindingen? En hoe kunnen ze die verklaren?

 

Differentiatie.

Differentiatie op niveau.

Tijdens deze les kan er gedifferentieerd worden op niveau aan de hand van extra vragen van de leerkracht. Leerlingen die bijvoorbeeld al snel klaar zijn met het uitwerken van hun conclusies, kunnen alvast aan het denken gezet worden over alternatieve verklaringen voor hun bevindingen. Kunnen ze nog andere redenen bedenken waarom de zaadjes het in de ene pot beter deden dan in de andere? Of waarom zijn hun verwachtingen niet uitgekomen? Zijn er resultaten die ze niet hadden verwacht? En waar zijn die door veroorzaakt?

Anderzijds kun je als leerkracht ook extra begeleiding bieden aan leerlingen die meer moeite hebben met het experiment. Neem bijvoorbeeld de voedingskringloop uit de vorige les nog eens met deze leerlingen door, zodat ze de opzet van het experiment beter begrijpen.

 

Differentiatie op meervoudige intelligentie.

Deze les borduurt voort op de vorige les, waarin de leerlingen hebben geleerd over de voedselkringloop. In deze les vind verdere verwerking plaats, doordat leerlingen zelf een onderzoek uitvoeren om te achterhalen welke grondsoort de meeste voedingsstoffen bevat. Dit experiment doet een beroep op de naturalistische intelligentie van de leerlingen, doordat ze de natuur zelf gaan onderzoeken. Dit in tegenstelling tot de voorgaande les, die een beroep deed op het vermogen van leerlingen om te leren van een verhaal/tekst (verbaal-linguïstische intelligentie) en het uitwerken van een voedingsketen aan de hand van afbeeldingen (visueel-ruimtelijke intelligentie).