In de boom
Spelen, wonen en weer in de boom
Les 1: Tijd schatten en plan maken
Geschiedenis KD 51
Lesdoelen
De kinderen...
- kunnen inschatten hoe lang een minuut is en hoeveel minuten iets duurt.
- kunnen een plan maken en daarin rekening houden met de tijd.
- kunnen gebruik maken van een tijdbalk.
Lesactiviteit
In les 2 zullen de kinderen een schommel bouwen voor in de boom. Daarvoor gaan ze in les 1 een plan maken. De leerkracht laat zien hoe zo’n schommel er ongeveer uit moet zien en welke materialen ze daarvoor zullen gebruiken: houten plankjes en touw. Hoe lang zouden ze daar mee bezig zijn? Hoe lang duurt een minuut? Hoe lang duurt het om een knoop te maken? Hoeveel knopen ga je maken? De kinderen oefenen hoe lang een minuut duurt, bijvoorbeeld door stil te tellen of door in stilte op hun gevoel af te gaan. Als ze denken dat de minuut om is staan ze op. De leerkracht houdt de tijd bij met een timer. Hoeveel waren te vroeg? En hoeveel waren te laat? Een van de kinderen maakt een knoop zoals op het filmpje. Hoe lang duurt dat? De leerkracht laat zien hoe een tijdbalk er uit ziet. Neem bijvoorbeeld aankleden. Welke kledingstukken trek je aan? Wat eerst? En hoe lang duurt het om elk kledingstuk aan te trekken? Hoe lang duurt aankleden dus in totaal? Teken dat op de tijdbalk. De kinderen maken nu in tweetallen een tijdbalk voor het maken van de schommel.
Les 2: Schommel bouwen
Techniek KD 44
Lesdoelen
De kinderen...
-
weten wat een stevige knoop is.
-
kunnen vergelijken op grond van kenmerken zoals stevigheid en precisie
Lesactiviteit
In dezelfde tweetallen als bij les 1 krijgen de kinderen een rechthoekig plankje met in iedere hoek een gat en een stuk touw. De kinderen bekijken samen met de leerkracht nog een keer het instructiefilmpje en knopen daarna hun schommels. Ze worden buiten aan verschillende bomen gehangen. De kinderen krijgen per tweetal een beoordelingsformulier en keuren alle schommels. Als afsluiting worden de beoordelingen besproken. Wat viel op? Welke schommel deed het goed en waarom? Welke schommel deed het minder goed en hoe kan die verbeterd worden?
Les 3: Welke vogels, mossen en insecten wonen in de boom?
Natuur KD 40
Lesdoelen
De kinderen...
-
kunnen een aantal vogels, mossen en insecten noemen die in de boom wonen.
-
leren dat in de boom vogels, mossen en insecten wonen.
-
kunnen een aantal redenen noemen waarom deze planten en dieren daar wonen.
-
kunnen nauwkeurig observeren en benoemen wat zij zien.
Lesactiviteit
De kinderen gaan naar de boom en bestuderen welke vogels, mossen en insecten zij zien. Op een observatieblad tekenen of beschrijven zij wat zij zien en waar zij dat hebben gezien zo nauwkeurig mogelijk. Terug in de klas vertellen de kinderen wat zij hebben gezien. Kunnen zij verklaren waarom deze planten en dieren op en in de boom wonen? Denk aan: hoog is veilig, de boom biedt voeding, de boom biedt beschutting. Op een grote poster met een getekende boom kunnen de kinderen hun observaties plakken, daar waar zij ze hebben gezien (op de stam, op takken, op bladeren).
Les 4: Weer in de boom
Aardrijkskunde KD 49
Lesdoelen
De kinderen...
-
weten dat het weer bij ons anders is dan het weer op andere plekken in de wereld.
-
weten dat de bomen bij ons anders zijn dan de bomen op andere plekken in de wereld.
-
weten dat planten afhankelijk zijn van het weer. Niet alle planten hebben evenveel water nodig en niet alle planten kunnen tegen dezelfde temperatuur.
Lesactiviteit
Een week voor de les brengt de leerkracht twee planten in de klas: een vetplant en een andere plant die wat meer water nodig heeft. Ze staan naast elkaar in de vensterbank, boven de kachel. Vergeet de planten. Tijdens de les begint de leerkracht met de volgende vragen: Zijn de kinderen weleens op vakantie geweest? Waar dan? Hoe was het weer daar? En had je daar dezelfde bomen als in Nederland? Via internet vergelijken de kinderen het weer van deze week in Nederland met het weer in een warm en droog land, bijvoorbeeld Spanje maar het kan ook een ander land zijn waar een van de kinderen is geweest. Kijk in ieder geval naar neerslag en temperatuur. Welke bomen heb je in Nederland? En welke bomen staan er in dat andere land? Vergelijk hun uiterlijk. Haal nu de twee planten erbij. Ze hebben beide een week hetzelfde klimaat gehad: even weinig vocht en dezelfde temperatuur. De kinderen benoemen de verschillen. Welke conclusies kunnen ze trekken?
Maak jouw eigen website met JouwWeb